Soms ben ik het zo zat, zat om iedereen ’s ochtends zijn bed uit te schoppen, te sleuren en te roepen, zodat zij allemaal zo soepel mogelijk mee kunnen gaan in de doordenderende trein. Een trein waar ze soms wel en soms niet in mee willen. Een trein waar ik zelf niet meer in wil stappen…
Ik voelde me de laatste tijd boos, geïrriteerd en gefrustreerd. Ik ben zo graag bezig met de diepte ingaan, met cliënten, met vriendinnen, ik wil anderen zo graag helpen om het grotere plaatje te zien, om ze echt te laten kijken, te verbinden, te voelen. Ik hou ervan om te voelen, om puur te zijn en te verbinden. En wat ik hier thuis de laatste tijd aan het doen was met mijn gezin, was alles wat ‘moet’ , en te proberen om alles en iedereen zo soepel mogelijk mee te laten bewegen in hoe het hoort en wat nu eenmaal ‘moet’. Ik wil dat het zo soepel mogelijk gaat, dat ze fijn instappen in de trein, omdat ik het drama op het station anders niet aankan… Ik kan namelijk ook niet begrijpen, laat staan uitleggen waarom het nu eenmaal zo moet. We doen het gewoon. Soms denk ik ‘weet je wat, ga maar een dagje niet’ en vervolgens voelt het dan dat ik me moet verdedigen, waarom ik dat doe en of de manier waarop dan wel goed is.
Ik wil zo graag dat stuk van het leven dat ik zelf de laatste jaren aan het ontdekken ben, ook meegeven aan mijn kinderen. Ik wil ze meenemen in het veld naast het station, en nog veel verder en daar samen ontdekken, samen plezier maken, samen leven. Ik wil ze laten voelen wat hun lijf ze vertelt, waarin hun hoofd met ze aan de haal kan gaan en ze helpen om de mooie, bewuste mensen te worden die ze in wezen al zijn.
Maar doordat ze elke dag weer in die doordenderende trein moeten stappen, ik ze daar soms zelfs toe dwing, heb ik soms het gevoel dat ik ze bijna helemaal niets mee kan geven. Niks van de dingen die ik belangrijk vind, die ik zelf ook nog aan het leren ben, maar waarvan ik voel dat het zoveel echter, zo veel meer is dan dat ene spoor waar die trein over raast.
En onderweg in de trein, of op welk station ze onderweg maar langs komen, zijn er andere mensen en kinderen waar ze wel van alles van mee krijgen, waar ze dingen mee meemaken, die ze dingen willen leren, en waar ze aan het eind van de dag dan mee thuiskomen. Vol en overprikkeld. Boos op van alles, geïrriteerd en moe. En vervolgens ben ik degene die dat opvangt, hun emoties er wil laten zijn maar ook grenzen stelt, ze wil helpen te relativeren en ze tegelijkertijd moed te geven en ze op te peppen voor de trein van morgen. Tussendoor breng ik ze als taxichauffeur nog even naar andere bestemmingen voor sport en muziek of speelafspraakjes, waar ze over het algemeen gelukkig wat meer zin in hebben, maar waar ze ook weer van andere mensen en kinderen van alles meekrijgen.
En dan komen ze weer thuis, moet ik zorgen dat ze nog enigszins goed gevoed worden, ook al willen ze dat niet, en krijg ik de volle laag irritatie en frustratie van de dag over me heen omdat ik ze vraag om even te helpen met de tafel dekken, of ik ze zeg dat hun scherm nu toch wel echt uit moet.
En eerlijk, ik vind het niet gek dat ze thuis graag in een scherm willen verdwijnen. In een semi-echte wereld (want het zijn toch ook echte mensen waar ze graag naar kijken?), waar ze van die mensen ook weer allemaal input krijgen, ze leren dingen van hen, die ik misschien niet altijd goed vind, dingen waar ze misschien nog helemaal niks mee zouden moeten, maar deze dingen ‘kiezen ze zelf’ (don’t get me started over de manier waarop dat gaat). En deze wereld waar ze graag even in verdwijnen is oneindig en aanlokkelijk en verslavend. We houden er zelf ook van, eerlijk is eerlijk…
Maar wie moet ze dan weer uit deze wereld halen? Juist. Ik snap dat ze daar van alles van vinden. Vervolgens moet ik soms ook weer nuanceren of helpen met verwerken van al die input die ze tot zich hebben genomen. En dan vraag ik ook nog van ze om hun tanden te poetsen, te douchen of wat dan ook om te zorgen dat ze nog enigszins schoon en hygiënisch blijven, wederom geheel tegen hun zin in, waarna ik ze ook nog moet dwingen om uit te rusten, om te gaan slapen zodat ze morgenvroeg weer enigszins op tijd op het station staan voor de doordenderende trein. Waar ze misschien wel of misschien niet in willen, maar toch moeten, en het liefst met zo min mogelijk drama weer instappen, omdat ik dat drama niet wil hebben. Ik kan dat drama niet aan omdat ik ook niet weet of ik ze wel in wil laten stappen…
En dan zitten ze weer in de trein en ben ik moe. En dan denk ik ‘wat geef ik ze nou eigenlijk mee?’
Gelukkig heb ik dan ook fijne mensen om me heen die me eraan herinneren dat mijn kinderen juist ook zelf mogen gaan ontdekken en leren gaandeweg, dat ze hun eigen weg zullen gaan en juist ook leren van al die ervaringen onderweg. Dat ik ze echt wel een goedgevulde rugzak mee heb gegeven met heel veel liefde, vertrouwen, voeding en gereedschap om om te kunnen gaan met wat ze op hun weg tegen zullen komen. En dat ze zich thuis zo veilig voelen dat ze kunnen afreageren en relativeren. Dat ze zien dat ik het soms anders doe dan andere mensen die ze in de trein tegenkomen, en dat ze daar dan zelf over na kunnen denken en hun eigen afwegingen kunnen maken.
Ik ben zelf een tijdje terug uit die trein gestapt. Ik ga er niet meer in mee. Ik sta in het veld naast het station. Ik zie een wereld van mogelijkheden daar. Ik ontdek, ik leer en ik probeer. Ik weet dat de rugzak die ik heb meegekregen van mijn ouders mij ook in staat heeft gesteld om dit pad nu te kiezen. En vertrouw erop dat ook ik mijn kinderen voldoende meegeef elke dag. En als de trein aan het einde van de dag weer terugkomt sta ik bij het station om hen op te halen. En ze te brengen waar ze maar naartoe willen. Ze te knuffelen, vast te houden en alles er te laten zijn.
En ik kijk naar een volgende trein die voorbij komt denderen. En ik vraag me af waarom iedereen nog steeds haast om die trein te halen…
Reactie plaatsen
Reacties